Page 7 - Canis Frisiae 2012
P. 7
Zoals reeds gezegd zijn de symptomen nogal verschillend en niet echt specifiek voor de ziekte. Ze kunnen
variëren van zeer ernstige levensbedreigende symptomen tot milde symptomen die komen en gaan.
1. Bij een acute crisis zien we een patiënt die plotseling collaboreert: het dier is slap, koud, uitgedroogd en
heeft een trage en zwakke pols. Een soort shock-toestand dus. Frappant is, dat als je zo'n patiënt
behandeld zoals je logischerwijs zou moeten doen als dierenarts (ook al heb je op dat moment geen
diagnose), namelijk met infusen en eventueel corticosteroïden, het dier in zeer korte tijd enorm
opknapt! Wordt de behandeling gestaakt, dan kan het dier weer helemaal terugvallen. Dit feit moet de
oplettende dierenarts aan het denken zetten.
2. Minder duidelijk is het als het dier komt met klachten als chronisch braken, af en toe diarree, bloed in
de ontlasting, recidiverende buikpijn, sloomheid, vermageren en een slechte eetlust. Deze symptomen
doen in eerste instantie denken aan een probleem in het maagdarmkanaal of aan een nierprobleem. Dat
laatste zal zeker het geval zijn als de eigenaar ook nog vertelt dat het dier de laatste tijd wat meer drinkt
en plast. En vaak vinden we ook wat verhoogde nierwaarden in het bloed! Dit is echter een secundair
effect van het tekort aan vocht en de te lage bloeddruk, hetgeen een slechte doorbloeding van de nieren
veroorzaakt. Soms hebben de dieren een soort flauwtes, die soms foutief geïnterpreteerd kunnen worden
als epilepsie-aanvallen. En soms zien we aanvallen van rillen en geringe slapte. Kortom de verschillen
zitten hem soms in hele kleine dingen in het verhaal van de eigenaar of het klinisch onderzoek,
waardoor we op het spoor van ‘Addison’ komen.
Diagnose
De diagnose stellen we door middel van een bloedonderzoek. De bevindingen van een te hoog kaliumgehalte en
een te laag natriumgehalte in het bloed samen met het typische klinische beeld is zeer sterk verdacht.
De diagnose is echter pas zeker na het uitvoeren van een zogenaamde ACTH-stimulatietest. Hierbij meten we
de uitgangswaarde van de cortisolspiegel in het bloed, waarna we een hormoon (AdrenoCorticoTroopHormoon
of ACTH) inspuiten (rechtstreeks in de bloedbaan) die normaliter de bijnierschors stimuleert tot het maken van
cortisol. Een uur later nemen we nogmaals bloed af en er wordt nogmaals een cortisolspiegel bepaald. Aan de
hand van de uitgangswaarde en de reactie op de hormooninjectie kunnen we dan zien of de bijnierschors
voldoende werkt.
Bovenstaande tests doen we natuurlijk pas als er al een verdenking is voor de ziekte van Addison. Bij een
bloedscreening kunnen andere afwijkingen in het bloed ook reeds in de richting van de ziekte wijzen, zoals
verhoogde nierwaarden, een verlaagd suikergehalte, een verhoogd calciumgehalte, een verhoging van het aantal
witte bloedcellen en een geringe bloedarmoede.
Therapie
De behandeling is een levenslange toediening van de glucocorticosteroïden en de mineralocorticosteroïden
welke het dier tekort komt. Dit gebeurt door het toedienen van capsules waar de twee soorten corticosteroiden en
NaCl in zitten.
Het toedienen van corticosteroïden staat ons als eigenaar en dierenarts altijd enigszins tegen. We moeten ons
echter realiseren dat er bij deze patiënten een tekort is aan deze stoffen. Door het toedienen van de
corticosteroïden bootsen we de normale situatie weer na. Er is dus geen sprake van een overmaat aan deze
stoffen bij deze patiënten.
De nare bijwerkingen die we kennen na het toedienen van corticosteroïden zoals veel drinken en plassen,
toegenomen eetlust, zwaar worden etc., zullen we dan ook niet zien!
De behandeling van een zogenaamde ‘Addison-crisis’, waarbij de hond een echte collaps heeft, bestaat uit het
toedienen van intraveneuze infusen en corticosteroïden door de dierenarts. Een dergelijke collaps is een
spoedgeval, het is namelijk een levensbedreigende situatie. Nadat de crisis weer onder controle is, wordt de
behandeling voortgezet met de beschreven capsules.
De prognose is goed, in de meeste gevallen reageren de dieren heel goed op de behandeling en kunnen ze een
normaal leven leiden. Alle aandoeningen die tot uitdroging of shock kunnen leiden (b.v. ernstige diarree,
bloedverlies) vormen bij deze dieren natuurlijk wel een extra risico.

