Page 108 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 108

Door de toename van de verstedelijking vinden we deze traditionele bewoningsvormen
                        vandaag  nog  slechts  in  een  aantal  relicten  terug.  Hetzelfde  geldt  voor  alleenstaande
                        hoeves  buiten  de  dorpskern,  die  momenteel  tot  het  landelijk  erfgoed  behoren  of  in
                        openluchtmusea, zoals Bokrijk, worden bewaard.

               5.3.2    Morfologie van landelijke nederzettingspatronen
                                                                     26
                        Naargelang  gebouwen  gegroepeerd  en  ruimtelijk  geschikt  zijn,  kunnen  verschillende
                        morfologische  nederzettingstypes  onderscheiden  worden.  Sommige  types  worden
                        geassocieerd met een specifieke periode in de geschiedenis, een bepaalde cultuur of een
                        ontginningsstijl. Sommige vormen zijn organisch gegroeid, waarbij opeenvolgende fasen
                        herken kunnen worden, andere vormen zijn gepland voor een bepaald doel, zoals een
                        militaire functie. De morfologische hoofdvormen van landelijke nederzettingen zijn:


                          ▪  Pleinnederzettingen

                        Pleinnederzettingen bezitten een geplande structuur rondom een centrale open ruimte
                        die van de gemeenschap was. De internationale term voor die ruimte is een green, wat
                        wijst  op  een  bodembezetting  met  gras.  Tot  de  oudste  vormen  behoren  dan  ook  de
                        agrarische pleinen, die gebruikt werden om de dorpskudde bijeen te brengen. Dikwijls
                        waren dan ook een drinkpoel en een waterpomp op het plein, en toegangswegen die
                        verder gaan als driftwegen. Kenmerkende vormen zijn rond, driehoekig, ellipsvormig en
                        soms ook rechthoekig. Dergelijke pleinen kennen we in Vlaanderen als een dries, in de
                        Kempen  en  in  Brabant  als  een  bist  of  biest.  Wanneer  de  bevolking  en  de  veestapel
                        groeide, ontstonden meervoudige pleindorpen en reuzedriesen. De functie van de plaats
                        wijzigde ook in de loop van de tijd. Vaak kwamen kerk en kerkhof aan de rand van het
                        plein; de rechtspraak werd voor  de kerk op het plein gehouden, getuige  hiervan zijn
                        schandpalen en roepstenen. Wanneer de functie van het plein wijzigde, veranderde ook
                        de naam. Wanneer de functie meer juridisch werd, werd het plein ‘plaats’ genoemd,
                        wanneer de functie commercieel werd, noemde men ze ‘markt’. Rechthoekige pleinen
                        hadden meestal een proto-industriële functie.


                            OPDRACHT
                        Benoem in de onderstaande tabel de weergegeven pleinnederzettingen en noteer ook
                        telkens een passende plaatsnaam.

















                        26 Naar (Antrop, Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen, 2007)


                        1 AA VS 2                             108                  © 2019 Arteveldehogeschool
   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113