Page 98 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 98

Wat is er gemeenschappelijk

                       aan de nederzettingen

                       langsheen de Leie?


                       Hoe kan je deze locaties van
                       de nederzettingen verklaren?


                       Waarvoor was de
                       winterbedding geschikt?


                          ▪  Invloed van het reliëf

                        Ook de topografie of het reliëf speelt een belangrijke rol voor een landelijke nederzetting.
                        De fysische grenzen, voor- en nadelen van nederzettingen in relatie met het reliëf zijn:

                        -   Vlak laagland

                            Vlakke lage gebieden zijn ideale gronden voor het optrekken van gebouwen, dus zijn
                            het  veelal  dichtbevolkte  streken  met  een  centralistisch  bestuur.  Het  zijn  ook
                            potentieel  rijke  landbouwzones,  soms  rampgebieden  door  overstromingen.  De
                            nederzettingen komen er in kernen voor tussen open ruimte met verspreide hoeven
                            en marktsteden.

                        -   Bergstreken
                            Een  hellend  terrein  biedt  natuurlijke  bescherming,  dus  vaak  geïsoleerde
                            nederzettingen met een politiek onafhankelijkheidsdrang. Het hard klimaat, beknot
                            akkerland al dan niet in terrasbouw, veel graasland levert kleine nederzettingen, met
                            een lage bevolkingsdichtheid, die verspreid en soms in kernen voorkomen.

                        -   Heuvelstreken
                            Heuvelstreken  zijn  veelal  afhankelijk  van  vochtigheid  en  neerslag  en  zijn  dikwijls
                            bosgebied  met  woudbeweiding  en  extensieve  graslanden  en  slechts  beperkt
                            akkerland.  De  nederzettingen  zijn  er  gehuchten,  en  er  zijn  dorpen  met  kleine
                            marktsteden.

                            OPDRACHT

                        Benoem op de volgende schets met behulp van pijlen de reliëfvormen. Kies uit: zadeldal,
                        rug,  bergtop  (acropolis),  terras,  bronhoofd,  beneden-,  midden-  en  bovenhelling,
                        heuveltop, valleibodem, vlakte, rand alluviale vlakte. Geef voor elke locatie ook aan welke
                        de voor- en nadelen zijn voor een mogelijke (landelijke) nederzetting.










                        1 AA VS 2                              98                  © 2019 Arteveldehogeschool
   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103