Page 131 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 131

andere nederzettingen door hun grootte en doordat een groot deel van hun bevolking
       niet zelf haar voedsel produceerde, waardoor ze handelaars, ambachtslieden,
       bestuurders of priesters konden worden. Er waren voor die stedelijke ontwikkeling een
       aantal voorwaarden:

       - Een gunstige agrarische omgeving en/of agrarische technologie, zoals irrigatie,
           om voedseloverschotten voor de niet-agrarische stedelingen te kunnen
           voortbrengen,

       - Een ontwikkelde machtsstructuur met relatieve vrede
       - Een relatief hoge technologie, voor ondermeer het aanvoeren van voedsel en

           water naar de steden

7.2.2  Lokalisatie van een stad

       Steden ontstaan niet op willekeurige plaatsen. De meeste steden in West-Europa danken
       hun ontstaan aan de opkomst van de handel in de Middeleeuwen. Oudere steden
       verdwenen met de ondergang van het Romeinse Rijk of met de plundertochten van de
       Noormannen. Vanaf de 10de eeuw liggen halteplaatsen van rondreizende handelaars aan
       de basis van de aanzet tot steden. Ze hielden bij voorkeur halt op plaatsen op een dagreis,
       te voet of met lastdieren, van elkaar, met mogelijkheden tot verdediging en
       verkeerscontrole. Die pleisterplaatsen met overschakeling van transportmiddel, namelijk
       een samenvloeiing van waterlopen, overslag van rivieren naar landwegen bij het einde
       van de bevaarbaarheid en een kruising van landwegen met doorwaadbare plaatsen of
       bruggen, konden zich ontwikkelen tot steden.

           Site van een stad

       Vele steden zijn al dan niet geleidelijk gegroeid vanuit een landelijke nederzetting, de
       oorspronkelijke vestigingsplaats. Andere steden zijn eerder direct ontstaan. Op die plaats
       ontwikkelde zich een marktplein, voor rechtspraak en handel, wegen en een burcht, die
       de verdediging en bood waaraan de beginnende stad behoefte had. Talrijke voorbeelden
       van voorstedelijke burchten en versterkingen zijn bekend. In veel gevallen is de vorm van
       het castrum nog herkenbaar in het huidig stratenpatroon. Dergelijke noodzakelijke
       elementen voor een beginnende stad, zoals dus een goede mogelijkheid tot verdediging,
       behoren tot de site of de vormingsfactoren van de stad. Daarnaast vormen ook havens,
       met aanlegplaatsen die ook gemakkelijk te bereiken waren voor het vervoer over land en
       bij voorkeur buiten overstromingsgevaar, aangewezen verkeerssites. Ook het site van
       abdijen kan de stadspatroon bepalen of beïnvloeden.

       Benoem op de onderstaande tekeningen de zes aangegeven sites of vormingsfactoren
       van een stedelijke nederzetting en geef telkens een voorbeeld.

       1 AA VS 2  131  © 2014 Arteveldehogeschool
   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136