Page 34 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 34
de laagste en vlakke zones geschikt voor akkerbouw. Boven 400 m en op steile hellingen
wordt landbouw moeilijk of onmogelijk. Veeteelt, vooral de extensieve veeteelt, is het
landbouwtype van dit gebied.
2.2.2 Landbouw in West- en Midden-Europa
West- en Midden-Europa zijn de gebieden van goede en grote akkerbouwbedrijven. De
zomertemperaturen zijn er hoog genoeg om graan te laten rijpen en er valt het hele jaar
door voldoende neerslag. Van west naar oost, van London tot Oekraïne, liggen de
vruchtbaarste gronden ter wereld. In deze leemgordel domineert de akkerbouw. Om het
inkomen te verhogen, wordt die vaak gecombineerd met veeteelt. Ten noorden hiervan,
op de zandige gronden, is akkerbouw minder rendabel. Veeteelt krijgt hier de meeste
aandacht. Akkerbouw staat er dan ook volledig in het teken van de veeteelt. Dit is de
streek van de gemengde bedrijven en de grote productiegebieden van vlees en melk. De
intensieve landbouw in deze streken veroorzaakt echter een aantal belangrijke
milieuproblemen: mestoverschotten, gebruik van productieverhogende chemische
middelen, e.d. Ook de bodemerosie van leemgronden vraagt maatregelen. Ook de
bevolkingsspreiding drukt zijn stempel op de landbouw in West- en Midden-Europa.
Vooral in het dichtbevolkte centrum van West-Europa moet de landbouw vaak wijken
voor de toenemende verstedelijking en industrialisatie. In verstedelijkte gebieden kan
de landbouw blijven bestaan op kleine bedrijven, als die zich specialiseren in tuinbouw of
bio-industrie.
2.2.3 Landbouw in Noord-Europa en het Europese hoogland
Zuid-Scandinavië ligt op de grens van de landbouwmogelijkheden: het zuiden van
Noorwegen is net te koel om graan te laten rijpen, terwijl in het zuiden van Zweden en in
het laagland de zomers wel warm genoeg zijn. Toch is de landbouw er zeer beperkt. In
Scandinavië moet het overgrote deel van het voedsel dan ook aangevoerd worden uit het
buitenland, wat het leven er duurder maakt. Scandinavië heeft enorm uitgestrekte bossen
en brengt vooral hout voort.
Door de extreme klimatologische omstandigheden en het ongunstige reliëf is het
Scandinavisch Hoogland totaal ongeschikt voor landbouw. Ook in de Alpen, de
Pyreneeën, de Balkan en de Karpaten is de landbouw eerder een randverschijnsel. In het
hoogland is veeteelt enkel in de zomer mogelijk op de Alpenweiden. Een groot gamma
kaassoorten vindt zijn oorsprong bij de schapen, geiten en runderen die op de weiden van
het middelgebergte voedsel vinden. De opbrengsten zijn er evenwel laag. De landbouw
wordt er ondersteund en aangemoedigd, omdat die een bondgenoot is van het toerisme.
De wijnbouw is een geval apart; hellingen die naar het zuiden gericht zijn, ontvangen veel
meer warmte per m² en zijn dus warm. In zulke omstandigheden kunnen druiven
gemakkelijk rijpen. Beroemde wijnstreken op warme hellingen zijn ondermeer de
Champagne, maar ook de Moezel- en Rijnwijnen zijn gerenommeerd.
2.2.4 Landbouw in Zuid-Europa
▪ Beperkte natuurlijke mogelijkheden door zomerdroogte
1 AA VS 2 34 © 2019 Arteveldehogeschool

