Page 124 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 124

Figuur 73: Ontwikkeling van het landschap na de 11e eeuw (late middeleeuwen)

De overige, meestal minder vruchtbare, delen bleven onder bos. Tijdens de late
Middeleeuwen, bij de agrarische depressie, moesten vele gronden worden prijsgegeven
en kwamen opnieuw onder bos. Dit was ook zo voor vele veldgebieden. Deze bossen
maakten vanaf de tweede helft van de 18e eeuw deel uit van het adellijk grootgrondbezit.
Voor onderhoud en ontginning werden de bossen in een dambordpatroon ontsloten. Aan
de rand van het bos vonden zgn. keuterboeren en bestaan in kleinere gehuchten. Onder
de Oostenrijkse tijd worden de grote steenwegen tussen de steden aangelegd die meteen
ook het platteland ontsluiten. Omstreeks 1850 begint de industrialisatie de dorpen aan
te tasten. De spoorweg, meestal buiten de dorpskom, doet het dorp aangroeien naar het
station toe. Geleidelijk aan en versneld na de Tweede Wereldoorlog tasten stedelijke
kenmerken het landelijk wonen aan tot de chaos die we momenteel kennen. Door
aanwending van kunstmest kunnen nu ook de minder vruchtbare delen, de vroegere
velden en bossen, omgezet worden in landbouwgrond. De talrijke dreven getuigen van
het vroegere dambordpatroon in de bossen.

                                Figuur 74: Ontwikkeling van het landschap in 1850-1950

De periode na de Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door een nieuwe fase met
bijzonder drastische ingrepen in het landelijk landschap, waardoor waardevolle
landschappelijke relicten zoals kouters en velden verloren gaan. Voorbeelden van
drastische ingrepen zijn:

    - Suburbanisatie, met verkavelingen op de kouters rond de steden
    - Schaalvergroting en uniformisering in de landbouw, met landschapsvervlakking

         als gevolg
    - Ruilverkaveling en landinrichting, met verdwijnen van grachten en

         perceelsgrenzen als gevolg

1 AA VS 2  124  © 2014 Arteveldehogeschool
   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129