Page 201 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 201
Figuur 124: Aandeel van de Vlaamse bevolking dat beroep doet op een tegemoetkoming van de VZ, in %
Woonbeleid
Begin 2004 telde het Vlaamse Gewest iets minder dan 2,5 miljoen private huishoudens.
Ten opzichte van 1990 steeg het aantal private huishoudens fors (+13%), hoewel het
aantal personen in private huishoudens duidelijk minder sterk toenam (+4,6%). Dat leidde
tot een gezinsverdunning: van gemiddeld 2,61 leden per huishouden op 1 januari 1990
naar 2,43 leden op 1 januari 2004. 12% van de Vlaamse bevolking anno 2004 is
‘alleenwonende’ of ‘alleenstaande’, d.w.z. is geregistreerd als referentiepersoon van een
éénpersoonshuishouden. Dit is lager dan in Wallonië (14%) of in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (25%). Houden we de vastgestelde percentages per geslacht, per
leeftijdsgroep en per regio constant dan kan, uitgaande van de NIS-
bevolkingsvooruitzichten, berekend worden hoe het aandeel van alleenstaanden in de
totale bevolking verder zal evolueren. Bij deze berekeningen werd de weerslag van
mogelijke evoluties met betrekking tot huwelijk en echtscheiding, of meer algemeen
relatievorming en relatieontbinding, niet in de beschouwingen opgenomen. Meer
alleenstaanden in de bevolking betekent uiteraard een grotere nood aan aangepaste
woongelegenheden zoals kleinere appartementen, woonblokken of zogenaamde
kangoeroewoonsten. Vlaanderen moet tegen 2020 klaar staan met ongeveer 80.000 extra
woongelegenheden die aangepast zijn voor alleenstaanden. De bijkomende nood in
Wallonië wordt tegen dan geschat op 50.000 eenheden; in Brussel op 10.000 eenheden.
Op langere termijn, tegen 2050, kan deze nood geschat worden op 170.000 eenheden
voor Vlaanderen, op 137.000 eenheden voor Wallonië en op 42.000 voor Brussel.
1 AA VS 2 201 © 2014 Arteveldehogeschool

