Page 208 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 208

juist laag in Ierland, Polen en Roemenië. In een kwart van de NUTS-2 regio’s neemt de
       absolute omvang van de potentiële arbeidsmarktbevolking af, in een derde groeit deze
       nauwelijks meer.

8.4.5                           Figuur 129: Grijze druk (aantal 65-plussers per 15-64 jarigen) (2006)

       Geboorten

       Sinds het begin van deze eeuw is het gemiddeld kindertal per vrouw weer iets aan het
       oplopen. Rond 1995 bereikte het in de EU-15 een laagste punt (1,48). In de nieuwe
       lidstaten kwam het laagste punt (met 1,27) in 2003. Tot de jaren 1960 bevond het
       kindertal zich overal in Europa nog boven het vervangingsniveau (van 2,1 kind per vrouw).
       In die tijd waren de verschillen binnen de EU enorm: Ierland (met 3,9) en Hongarije (1,9)
       vormden de uitersten. Tussen 1960 en 1990 kenden Centraal en Oost-Europa globaal
       gesproken weinig schommelingen in het kindertal, Noord- en West-Europa kregen rond
       1970 juist met een aanzienlijk daling te maken, Zuid-Europa enige jaren later. In 2007 was
       het verschil tussen de uitersten veel kleiner: Frankrijk (1,98) en Slowakije (1,25). Het
       kindertal van Nederland bereikte zijn laagste punt (1,47) in 1983 en ligt nu al een aantal

       1 AA VS 2  208  © 2014 Arteveldehogeschool
   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213