Page 38 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 38

middenplan van dit landschap. Dan volgt het dorp, dit wordt het derde plan of
         het tweede middenplan. De beboste heuvels ten slotte zijn het achterplan.
    - Kleuren: Kijk naar de kleuren en achterhaal welke kleur overheersen. Deze
         kleuren veranderen echter ook volgens het moment van de dag: de kleuren zijn
         bij zonsopgang anders dan tijdens de namiddag. Ze veranderen ook volgens de
         seizoenen. De kleuren die in het wijnbouwlandschap overheersen zijn het groen
         van de grond bedekt met gras, van het perceel wijnstokken en van de bossen op
         het achterplan. We zien veel wit ter hoogte van de strook met bomen: het zijn
         fruitbomen in bloei.
    - Vormen: Beschrijf de vormen die in het landschap te ontdekken zijn, zoals de
         krommingen van de heuvels, het bochtig of rechtlijnig uitzicht van de wegen, het
         belang van het reliëf, enz. Let goed op de richting van sommige hellingen, in een
         berglandschap kan er bijvoorbeeld gelet worden op de helling die in het zonlicht
         baadt en de helling die in de schaduw blijft. Zo begrijpt men beter waarom
         bepaalde gewassen op een bepaalde plaats worden geteeld en niet elders. Wat
         de vormen betreft, zien we in het wijnbouwlandschap een zwakke helling in het
         perceel met de wijnstokken op de voorgrond, rechts, meer naar achter toe zien
         we een duidelijkere helling. Het reliëf wordt duidelijker aangegeven in de heuvels
         op het achterplan. Het dorp lijkt op een heuvel gebouwd en de kerk staat apart.
    - Begroeiing: Kijk naar de begroeiing en ga na welke belangrijke begroeiingen te
         zien zijn. De begroeiing in het wijnbouwlandschap is hoofdzakelijk samengesteld
         uit wijnstokken en bos, maar deze twee begroeiingen hebben een duidelijke
         plaats: de wijnstokken vinden we onderaan de heuvels en het bos bovenop de
         heuvels. De bossen zijn samengesteld uit kastanjebomen en acacia's: de
         wijnbouwers gebruiken het hout van deze bomen voor het vervaardigen van
         steunpalen voor de wijnstokken, omdat het erg stevig hout is. We zien drie grote
         eenheden in dit landschap, drie grote homogene zones: de wijngaard, het bos en
         het dorp omringd door de fruitbomen.

    Situering van het landschap in de tijd

Het landschap kan ook gesitueerd worden in de tijd, zowel in de loop van de geschiedenis
als in de loop van het jaar. Hiertoe dienen de begroeiing en sporen van de geschiedenis
bestudeerd te worden.

     - Begroeiing: Tracht een antwoord te vinden op vragen zoals ‘Als er bossen,
         wijngaarden of boomgaarden zijn, zijn dit dan oude of recente beplantingen?’ en
         ‘Ging men onlangs over tot een verandering van culturen, zoals het omvormen
         van weideland of ontginning?’. In het wijnbouwlandschap heeft de wijnstok nog
         geen bladeren en enkel wat fruitbomen staan in bloei. Deze gegevens zeggen ons
         iets meer over het seizoen; het is lente. De wijnstok is een overblijvende plant, hij
         gaat jarenlang mee en heeft dus zo goed als een vaste plek in het landschap.

     - Sporen van de geschiedenis: Tracht een antwoord te vinden op vragen zoals: ‘Zijn
         er zaken die getuigen van de geschiedenis, zoals ruines van kastelen, grachten,
         heel oude bomen, overblijfselen, e.d.?’ en ‘Zijn de boerderijen oud of nieuw?’.
         Probeer altijd informatie in te winnen over de plaatsnamen; ze hebben altijd een

1 AA VS 2  38 © 2014 Arteveldehogeschool
   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43