Page 33 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 33

Omdat landbouwgewassen net als de natuurlijke plantengroei afhankelijk zijn van het
       klimaat is er een opvallende gelijkenis tussen de grote landbouwzones en de natuurlijke
       plantengroei in Europa. Zo vallen de niet-productieve gebieden samen met de eeuwige
       sneeuw en de toendra, waar enkel rendierteelt mogelijk is. Bosbouw ligt dan weer in het
       gebied waar van nature uit de taiga en het noordelijkste stuk van het gemengd woud
       voorkomt. Akkerbouw en veeteelt treffen we vooral aan in de zone van het zomergroen
       loofwoud, evenals in Oost-Europa, waar de grassteppe van nature voorkomt. Zuid-
       Europa, waar er hardbladige plantengroei is, is het gebied van de mediterrane landbouw.

       De landbouwlandschappen in Europa vertonen ook een grote correlatie met de grote
       reliëfstreken. In het Europees laagland met vlakten en lage plateaus heersen ideale
       omstandigheden voor de akkerbouw en het gemengde bedrijf. Het middelland is enkel in
       de laagste en vlakke zones geschikt voor akkerbouw. Boven 400 m en op steile hellingen
       wordt landbouw moeilijk of onmogelijk. Veeteelt, vooral de extensieve veeteelt, is het
       landbouwtype van dit gebied.

3.2.2  Landbouw in West- en Midden-Europa

       West- en Midden-Europa zijn de gebieden van goede en grote akkerbouwbedrijven. De
       zomertemperaturen zijn er hoog genoeg om graan te laten rijpen en er valt het hele jaar
       door voldoende neerslag. Van west naar oost, van London tot Oekraïne, liggen de
       vruchtbaarste gronden ter wereld. In deze leemgordel domineert de akkerbouw. Om het
       inkomen te verhogen, wordt die vaak gecombineerd met veeteelt. Ten noorden hiervan,
       op de zandige gronden, is akkerbouw minder rendabel. Veeteelt krijgt hier de meeste
       aandacht. Akkerbouw staat er dan ook volledig in het teken van de veeteelt. Dit is de
       streek van de gemengde bedrijven en de grote productiegebieden van vlees en melk. De
       intensieve landbouw in deze streken veroorzaakt echter een aantal belangrijke
       milieuproblemen: mestoverschotten, gebruik van productieverhogende chemische
       middelen, e.d. Ook de bodemerosie van leemgronden vraagt maatregelen. Ook de
       bevolkingsspreiding drukt zijn stempel op de landbouw in West- en Midden-Europa.
       Vooral in het dichtbevolkte centrum van West-Europa moet de landbouw vaak wijken
       voor de toenemende verstedelijking en industrialisatie. In verstedelijkte gebieden kan
       de landbouw blijven bestaan op kleine bedrijven, als die zich specialiseren in tuinbouw of
       bio-industrie.

3.2.3  Landbouw in Noord-Europa en het Europese hoogland

       Zuid-Scandinavië ligt op de grens van de landbouwmogelijkheden: het zuiden van
       Noorwegen is net te koel om graan te laten rijpen, terwijl in het zuiden van Zweden en in
       het laagland de zomers wel warm genoeg zijn. Toch is de landbouw er zeer beperkt. In
       Scandinavië moet het overgrote deel van het voedsel dan ook aangevoerd worden uit het
       buitenland, wat het leven er duurder maakt. Scandinavië heeft enorm uitgestrekte bossen
       en brengt vooral hout voort.

       Door de extreme klimatologische omstandigheden en het ongunstige reliëf is het
       Scandinavisch Hoogland totaal ongeschikt voor landbouw. Ook in de Alpen, de
       Pyreneeën, de Balkan en de Karpaten is de landbouw eerder een randverschijnsel. In het
       hoogland is veeteelt enkel in de zomer mogelijk op de Alpenweiden. Een groot gamma

       1 AA VS 2  33 © 2014 Arteveldehogeschool
   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38