Page 113 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 113
6.3.2 Morfologie van landelijke nederzettingspatronen24
Naargelang gebouwen gegroepeerd en ruimtelijk geschikt zijn, kunnen verschillende
morfologische nederzettingstypes onderscheiden worden. Sommige types worden
geassocieerd met een specifieke periode in de geschiedenis, een bepaalde cultuur of een
ontginningsstijl. Sommige vormen zijn organisch gegroeid, waarbij opeenvolgende fasen
herken kunnen worden, andere vormen zijn gepland voor een bepaald doel, zoals een
militaire functie. De morfologische hoofdvormen van landelijke nederzettingen zijn:
Pleinnederzettingen
Pleinnederzettingen bezitten een geplande structuur rondom een centrale open ruimte
die van de gemeenschap was. De internationale term voor die ruimte is een green, wat
wijst op een bodembezetting met gras. Tot de oudste vormen behoren dan ook de
agrarische pleinen, die gebruikt woerden om de dorpskudde bijeen te brengen. Dikwijls
waren dan ook een drinkpoel en een waterpomp op het plein, en toegangswegen die
verder gaan als driftwegen. Kenmerkende vormen zijn rond, driehoekig, ellipsvormig en
soms ook rechthoekig. Dergelijke pleinen kennen we in Vlaanderen als een dries, in de
Kempen en in Brabant als een bist of biest. Wanneer de bevolking en de veestapel
groeide, ontstonden meervoudige pleindorpen en reuzedriesen. De functie van de plaats
wijzigde ook in de loop van de tijd. Vaak kwamen kerk en kerkhof aan de rand van het
plein; de rechtspraak werd voor de kerk op het plein gehouden, getuige hiervan zijn
schandpalen en roepstenen. Wanneer de functie van het plein wijzigde, veranderde ook
de naam. Wanneer de functie meer juridisch werd, werd het plein ‘plaats’ genoemd,
wanneer de functie commercieel werd, noemde men ze ‘markt’. Rechthoekige pleinen
hadden meestal een proto-industriële functie.
Benoem in de onderstaande tabel de weergegeven pleinnederzettingen en noteer ook
telkens een passende plaatsnaam.
24Naar (Antrop, Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen, 2007)
1 AA VS 2 113 © 2014 Arteveldehogeschool

