Page 59 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 59
Figuur 31: Regio's in progressie en regressie tijdens de tweede industriële revolutie
Vanaf 1949 waren de belangrijkste innovaties de opkomst van de elektronica en de
petrochemie. Die industrietak zorgde voor heel wat bijproducten: van brandstoffen over
textiel en verpakkingsmateriaal tot cosmetica. Deze nieuwe industrieën hadden nood aan
ruimte en deze was niet meer voldoende aanwezig in de bestaande industriekernen.
Daarenboven waren verschillende industrietakken erg vervuilend. Onder invloed van een
beginnende politiek van ruimtelijke ordening in 1962 werden ze gevestigd op
industriekernen in de periferie van bestaande industriegebieden. Zo kwam de industrie
aan het Albertkanaal, met Tessenderloo Chemie met een zware milieuramp, en in de
Gentse Kanaalzone tot ontwikkeling.
Noteer en beschrijf in de onderstaande tabel de hierboven vermelde regio’s in progressie
aan de hand van de in de PowerPoint-voorstelling getoonde kaarten.
In België werd het optimum bereikt in de jaren ’60, met de Golden Sixties. De industriële
tewerkstelling zou in de jaren '60 oplopen tot 50%. In die gouden jaren '60 en het begin
van de jaren '70 was de industrie de motor van de Belgische economie zowel op het vlak
van tewerkstelling, toegevoegde waarde als van uitvoer. Daarenboven profiteerde de
Belgische industrie volop van de centrale ligging in de verruimde Europese markt, de
stormachtige uitbreiding van de petrochemie, vooral in Antwerpen, de voordelen van de
regionaal-economische expansiewetgeving zoals rentetoelagen, kapitaalpremies en
tijdelijke belastingvoordelen. Ook uitgeruste industrieterreinen en een toevloed van
1 AA VS 2 59 © 2014 Arteveldehogeschool

