Page 64 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 64
ventilatoren en liften aan te drijven en gesteente naar boven te brengen. Daarnaast
werden ze ook gebruikt bij de verwerking van staal. In de derde plaats ontdekte men een
steenkoollaag onder de magere koollagen, die vetkolen bevatte. Deze waren geschikt
voor het maken van cokes, die in de hoogovens konden worden gebruikt. Omdat voor het
verhitten van één ton ruw ijzer twee ton cokes nodig zijn, werd nabijheid van
steenkoolmijnen de belangrijkste vestigingsfactor voor de staalindustrie. Parallel aan de
ontwikkeling van de staalindustrie, ontwikkelde zich in het Ruhrgebied een uitgebreid
spoorwegennet. Er ontstond een zelfversterkend systeem: met de bouw van treinen en
sporen werd enerzijds het vervoer van kolen en staal gemakkelijker, anderzijds was de
bouw hiervan ook een inkomstenbron voor de staalindustrie. Dit alles betekende een
enorme impuls voor de industriële ontwikkeling van het Ruhrgebied. De bescheiden
industrie in de Ruhrzone raakte al snel op de achtergrond en de steden in de Hellwegzone,
met de vetkolen, ontwikkelden zich razendsnel. Essen, dat voor de ontdekking van de
e
vetkolen nog maar 10.000 inwoners telde, groeide tot het begin van de 20 eeuw
bijvoorbeeld tot 230.000 inwoners. Op allerlei manieren breidde de bebouwing zich uit,
langs uitvalswegen, rond de fabrieken en mijnen of als planloze bebouwing in de akker-
en weilanden. Vanwege deze ongebreidelde ontwikkeling stond het gebied ook wel
bekend als het ‘wilde westen’ van het toenmalige Pruisen.
▪ De Gründerzeit
Tussen 1870 en de Eerste Wereldoorlog, de Gründerzeit, toen Duitsland werd verenigd
tot één staat, zaten de staalindustrie en mijnbouw in de lift en breidde het Ruhrgebied
zich al snel uit naar de Emscherzone in het noorden. De nieuwe nederzettingen in de
Emscherzone, zoals Oberhausen, Bottrop en Gelsenkirchen, kwamen tot een snelle
ontwikkeling. Dit soort nieuwe steden werd gekenmerkt door een onsamenhangende
structuur met weinig planning, en telde vooral Poolse arbeiders als inwoners. Later
kwamen zij ook uit Tsjechië, Slowakije, Italië en Nederland. Maar omdat iedereen eigenlijk
een ‘vreemdeling’ was en iedereen met elkaar werkte, verliep de integratie zeer goed en
is er altijd een open instelling geweest ten opzichte van nieuwkomers. Tot iets na de
eeuwwisseling breidden de mijnbouw en de staalindustrie zich nog verder naar het
noorden uit. In de Lippezone kwamen steden als Hamm en Marl tot een snelle
ontwikkeling. Ook de westen van de Rijn kwam in deze periode nog een kleine
industriezone rond Moers bij Duisburg, de zogenoemde Rijnzone.
▪ De Eerste Wereldoorlog en het interbellum
In de Eerste Wereldoorlog was het Ruhrgebied voor Duitsland van levensbelang. Vrijwel
alle staal- en ijzerfabrieken schakelden over op de oorlogsindustrie en fabriceerden
enorme hoeveelheden oorlogsmaterieel. Het gebied kreeg al snel de reputatie van
‘wapensmid van het rijk’. Toen de Eerste Wereldoorlog voorbij was, raakte de industrie
in een kortstondige grote crisis. Duitsland kreeg immers enorme herstelbetalingen
opgelegd. Het Ruhrgebied kreeg hierbij prioriteit bij de omschakeling van oorlogs- naar
normale industrieproducten. Het Ruhrgebied wist er economisch en sociaal bovenop te
komen. Hieraan lagen een aantal redenen ten grondslag:
1 AA VS 2 64 © 2019 Arteveldehogeschool

