Page 66 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 66

crises die het Ruhrgebied troffen. De kolensector kreeg vanaf 1957 als eerste te maken
                        met een sterke afname van de vraag. Hiervoor is een aantal redenen aan te wijzen:

                        -   In andere landen lag de steenkool dichter aan de oppervlakte, en dus goedkoper te
                            delven.
                        -   West-Duitsland was op grond van een verdrag gedwongen goedkope Amerikaanse
                            kolen te importeren.
                        -   De  hoogovens  hadden  steeds  minder  cokes  nodig  door  verbetering  van  het
                            productieproces.
                        -   De chemische industrie begon olie te gebruiken in plaats van kolen.
                        -   De scheepvaart en de spoorwegen schakelden over op dieselmotoren.
                        -   Particulieren stapten van kolenkachels over op oliekachels.


                        De  grote  bedrijven  reageerden  aanvankelijk  nauwelijks  op  de  gewijzigde  omstandig-
                        heden, met overproductie tot gevolg, maar dit veranderde toen ook de staalindustrie in
                        zwaar weer belandde. In de jaren na de kolencrisis steeg de vraag naar staal nog wel, maar
                        rationalisering  van  het  productieproces  zorgde  ervoor  dat  al  in  de  jaren  ’60  70.000
                        mensen  hun  baan  verloren.  Hoogovens  trokken  vanuit  het  hele  Ruhrgebied  naar  de
                        Rijnzone, waar transportkosten voor geïmporteerde erts en kolen uit Rotterdam het
                        laagst waren. Er trad ook schaalvergroting op: van de dertien staalfabrikanten bleven er
                        in de jaren ’80 nog vier over. De oliecrisis en de daaropvolgende wereldwijde recessie
                        leidden er vanaf 1974 toe dat er nog meer banen verloren gingen in de staalsector. Ook
                        andere ontwikkelingen waren nadelig voor het Ruhrgebied:


                        -   Andere landen, zoals Japan, Brazilië, en enkele Oostbloklanden, hadden inmiddels
                            een goed ontwikkelde staalindustrie, waardoor het mondiale aanbod groter was dan
                            de vraag.
                        -   Kunststof verving staal in vele producten
                        -   Nieuwe technologie, waardoor schroot kan worden hergebruikt, deed de vraag naar

                            ruw ijzer dalen
                        -   Zowel de auto-industrie als de scheepsbouw raakten in een crisis, waardoor de vraag
                            naar staal sterk afnam.


                        Het gevolg van deze ontwikkelingen was dat nog eens 60.000 banen verloren gingen, die
                        niet  binnen  het  Ruhrgebied,  met  zijn  economische  monostructuur,  konden  worden
                        opgevangen. Stijgende werkloosheid, vergrijzing als gevolg van wegtrekkende jongeren
                        en absolute bevolkingsafname waren de gevolgen.

               3.3.1.3  Strukturwandel

                          ▪  De bakens verzetten

                        In  de  jaren  ’80  werd  duidelijk  dat  de  overgang  naar  de  postindustriële  samenleving
                        betekende dat er een grondige herstructurering van het Ruhrgebied moest plaatsvinden,
                        met een fundamentele verandering in de economische structuur (Strukturwandel). De
                        subsidies  aan  de mijnen  en  oude industrieën  zouden  geleidelijk  worden  verlaagd,  de
                        dienstverlenende sector moest worden verstrekt en er moest geprobeerd worden om




                        1 AA VS 2                              66                  © 2019 Arteveldehogeschool
   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71