Page 13 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_1920
P. 13

Menselijke impact                          Periode

                         1

                         2


                         3

                         4


                         5




               1.4      Leesregels voor het landschap
                                                      4
                        Er zijn vier belangrijke leesregels voor het landschap:

                          ▪  Een natuurlijk fysisch systeem als substraat van het land


                        Er is een fysisch natuurlijk substraat dat de mens bepaalde mogelijkheden bood voor de
                        inrichting van zijn leefruimte, maar ook bepaalde beperkingen oplegde. Onze voorouders
                        hadden een fijnere neus dan wij wanneer het aankwam op het kiezen van een plaats om
                        zich te vestigen of om de meest gepaste vorm van bodemgebruik te kiezen. De plaatselijke
                        natuurlijke hulpbronnen waren hierbij initieel bepalend. Er zijn voorbeelden in overvloed,
                        maar meestal erg subtiel: de nabijheid van een permanente watervoorziening, maar geen
                        gevaar voor wateroverlast, het kiezen van een strategische plaats van waar men zijn
                        kostbare gronden goed kon overzien, een site waarbij met optimaal van het zonlicht weet
                        te profiteren en toch beschut is tegen de overheersen winden en regen, een plaats die in
                        de nabije omgeving een grote diversiteit aan natuurlijke hulpbronnen biedt, enz.

                          ▪  Een cultureel systeem met plaatsen en territoria en landgebruik


                        Er  is  een  ruimte  van  een  gemeenschap,  een  territorium  waarin  de  afstand  en  de
                        toegankelijkheid van het terrein bepalend is hoe het georganiseerd wordt. Die organisatie
                        gebeurde in vele gevallen gecontroleerd vanuit een centrale plaats, een nederzetting, of
                        een grote hoeve. De territoriale ruimte bindt en maakt dat de afzonderlijke elementen
                        niet op zich staan, maar een samenhang vertonen. De vruchtbare gronden situeren zich
                        dikwijls rond de nederzetting en de meer marginale aan de rand van het territorium; hier
                        kwamen  de  gemeenschappelijke  graasgronden  voor  en  ook  het  bos.  De  ruimte  is
                        gezoneerd en opeenvolgende ontginningsfazen en uitbreidingen zijn te herkennen aan
                        verschillen in dorpsvorm en percelering. Maar ieder territorium bevindt zich ook in een
                        grotere context. Iedere plaats, ieder gebied heeft in meer of mindere mate relaties met
                        de omliggende gebieden en zeker met steden, of zelfs met veraf gelegen gebieden. De
                        geografische  relatie  van  een  plaats  bepaalt  in  belangrijke  mate  welke  invloeden  er
                        werkzaam kunnen zijn.





                        4  (Antrop, Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen, 2007)


                        1 AA VS 2                              13                  © 2019 Arteveldehogeschool
   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18