Page 13 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 13

Menselijke impact  Periode
1
2
3
4
5

2.4 Leesregels voor het landschap4

           Er zijn vier belangrijke leesregels voor het landschap:

                Een natuurlijk fysisch systeem als substraat van het land

           Er is een fysisch natuurlijk substraat dat de mens bepaalde mogelijkheden bood voor de
           inrichting van zijn leefruimte, maar ook bepaalde beperkingen oplegde. Onze voorouders
           hadden een fijnere neus dan wij wanneer het aankwam op het kiezen van een plaats om
           zich te vestigen of om de meest gepaste vorm van bodemgebruik te kiezen. De plaatselijke
           natuurlijke hulpbronnen waren hierbij initieel bepalend. Er zijn voorbeelden in overvloed,
           maar meestal erg subtiel: de nabijheid van een permanente watervoorziening, maar geen
           gevaar voor wateroverlast, het kiezen van een strategische plaats van waar men zijn
           kostbare gronden goed kon overzien, een site waarbij met optimaal van het zonlicht weet
           te profiteren en toch beschut is tegen de overheersen winden en regen, een plaats die in
           de nabije omgeving een grote diversiteit aan natuurlijke hulpbronnen biedt, enz.

                Een cultureel systeem met plaatsen en territoria en landgebruik

           Er is een ruimte van een gemeenschap, een territorium waarin de afstand en de
           toegankelijkheid van het terrein bepalend is hoe het georganiseerd wordt. Die organisatie
           gebeurde in vele gevallen gecontroleerd vanuit een centrale plaats, een nederzetting, of
           een grote hoeve. De territoriale ruimte bindt en maakt dat de afzonderlijke elementen
           niet op zich staan, maar een samenhang vertonen. De vruchtbare gronden situeren zich
           dikwijls rond de nederzetting en de meer marginale aan de rand van het territorium; hier
           kwamen de gemeenschappelijke graasgronden voor en ook het bos. De ruimte is
           gezoneerd en opeenvolgende ontginningsfazen en uitbreidingen zijn te herkennen aan
           verschillen in dorpsvorm en percelering. Maar ieder territorium bevindt zich ook in een
           grotere context. Iedere plaats, ieder gebied heeft in meer of mindere mate relaties met
           de omliggende gebieden en zeker met steden, of zelfs met veraf gelegen gebieden. De
           geografische relatie van een plaats bepaalt in belangrijke mate welke invloeden er
           werkzaam kunnen zijn.

4 (Antrop, Perspectieven op het landschap. Achtergronden om landschappen te lezen en te begrijpen, 2007)

1 AA VS 2                                    13 © 2014 Arteveldehogeschool
   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18