Page 185 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 185
onder het Hollandse bewind werd gehouden. De inlichtingen werden ingewonnen op
basis van een zogenaamd huishoudelijk telformulier, en verwerkt per gemeente. In 1856
volgde een nieuwe telling en werd wettelijk bepaald voortaan om de tien jaar een nieuwe
telling te organiseren. De (eerste) volkstelling in ons land (1846 dus) kan beschouwd
worden als de eerste wetenschappelijke telling op wereldvlak. Zij heeft bovendien geleid
tot de inrichting van de bevolkingsregisters in de gemeenten. Ongeveer om de 10 jaar
werd er een volkstelling gehouden. Na de tweede wereldoorlog werden er volkstellingen
gehouden in 1947, 1961 en 1970 telkens op 31 december. De volkstelling van 1981 had
plaats op 1 maart. Op 1 maart 1991 tot slot werd de laatste volkstelling gehouden.
Ingevolge een wetsaanpassing werd de volkstelling nadien immers afgeschaft. Op 1
oktober 2001 werd er nog een laatste exhaustieve Algemene socio-economische enquête
georganiseerd door het NIS (het vroegere ADSEI), waaraan alle op dat ogenblik in het
bevolkingsregister ingeschreven inwoners deelnamen. Het was de allereerste keer dat er
zonder tussenkomst van een enquêteur onderzoek werd gedaan. Slechts de huishoudens
die ook na een herinneringsbrief niet reageerden werden door enquêteurs bezocht. De
participatiegraad lag desondanks met 96,9% drie procent hoger dan bij de laatste
volkstelling in 1991.
De volkstellingen in ons land hadden een dubbel doel. Enerzijds waren er wettelijke en
administratieve doeleinden, zoals het vaststellen van de werkelijke bevolking, de
herziening van de bevolkingsregisters en sinds 1971 werd in de Grondwet opgenomen dat
het aantal senatoren en volksvertegenwoordigers per arrondissement bepaald wordt op
basis van de gegevens van de volkstelling. Anderzijds waren er statistische doeleinden.
Door de combinatie van de diverse inlichtingen die door verschillende telformulieren
verzameld worden, zal het mogelijk zijn een beeld te verschaffen van de demografische,
culturele, economische en sociale toestand van het land, de gewesten en de gemeenten.
Deze inlichtingen vormen de basis van talrijke studiën zowel op administratief als op
wettelijk gebied. Uitgebreide formulieren dienen ingevuld te worden om de bestaande
toestand nauwkeurig te kennen. Eventuele fouten en nalatigheden bij de jaarlijkse
berekeningen kunnen aldus verbeterd worden.
De tellingen gebeuren aan de hand van diverse vragenlijsten die aan elk gezin worden
uitgereikt per post. De ophaling van deze vragenlijsten worden uitgevoerd door ongeveer
15.000 tellers die de formulieren controleren en in vele gevallen zelf zorgen voor het
invullen ervan. Elk gezin dient één gezinstelformulier bestemd voor het gemeentebestuur
en één bestemd voor het ADSEI alsmede een woningtelformulier in te vullen en
bovendien evenveel individuele telformulieren als er personen in dat gezin aanwezig zijn.
In het totaal behelzen de vragenlijsten samen een honderdtal te beantwoorden vragen.
De gegevens van een volkstelling worden uitsluitend benut voor het opstellen van
naamloze statistieken waarbij de strengste geheimhouding in acht wordt genomen. De
antwoorden op de vragen van de volkstelling zijn dus strikt vertrouwelijk. Deze
antwoorden mogen aan niemand worden medegedeeld. Al de tellers zijn gebonden aan
het meest strenge beroepsgeheim. Elke inwoner is verplicht zo eerlijk en volledig mogelijk
op de vragen te antwoorden. Tot voor de volkstelling van 31 december 1970 waren in ons
land geen bevolkingsgegevens beschikbaar voor onderdelen van gemeenten. Om interne
verschillen binnen een gemeente beter tot uiting te laten komen worden nu de
1 AA VS 2 185 © 2014 Arteveldehogeschool

