Page 250 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 250
indeling. De systematiek deelt de EU-landen in gebieden in van het niveau NUTS 1 (bv. de
Belgische gewesten), gebieden van het niveau NUTS 2 (bv. de Belgische provincies) en
kleinere gebieden van het niveau NUTS 3 (bv. de Belgische arrondissementen). De tien
EU-lidstaten die in 2004 toetraden omvatten 41 statistische regio’s van het niveau NUTS
2, Roemenië en Bulgarije, die in 2007 toetraden, tellen er samen 14. Men neemt de
gebieden van NUTS 2 als basis voor de statistische verwerking. Het nadeel van de NUTS-
systematiek is dat de indeling in regio’s variaties vertoont in grootte, bevolkingsdichtheid
en sociale structuur, en daarom geen directe vergelijking toelaat.
Bruto Binnenlands Product als indicator
De vaakst gebruikte indicator om de ontwikkelingsgraad te bepalen en de ongelijkheden
tot uiting te laten komen, is het Bruto Binnenlands Product (BBP), die de economische
productie van een regio meet.
De vraag stelt zich echter of het BBP volstaat om de ontwikkelingsgraad van een regio
juist weer te geven. Het inkomen per hoofd zegt nu eenmaal niet waarvoor de inkomens
gebruikt worden, bv. voor ziekenhuizenbouw, autosnelwegen of sigarettenmachines. Nog
een ander gebrek is dat de gemiddelde waarde van het BBP per hoofd helemaal geen
rekening houdt met hoe de inkomens binnen de maatschappij verdeeld zijn. Er is hierin
wel een vooruitgang, want Eurostat meet het BBP intussen in koopkrachtmaten, niet
alleen om rekening te houden met de verschillen in wisselkoers, maar ook met de
prijsniveaus van de landen. Maar de kritiek dat het BBP een louter monetaire maat is en
de sociale en ecologische aspecten buiten beschouwing laat, kan daardoor niet uit de
wereld geholpen worden.
Daarom moeten er ook andere indicatoren geraadpleegd worden, die geen vervanging
zijn voor de betekenis van het BBP maar er een noodzakelijke aanvulling voor zijn.
Hiervoor komen de dichtheid van artsen en de werkloosheidsgraad in aanmerking, maar
eventueel ook de internettoegang, om de informatiemogelijkheden en de kans op vrije
meningsuiting te meten, of de loonsverschillen tussen mannen en vrouwen, om de
werkelijke toepassing van de gelijkheid van kansen te onderzoeken. Verder kan het
aandeel van het gebruik van vernieuwbare energiebronnen informatie bieden over het
verbruik van natuurlijke rijkdommen in de toekomst en het ecologisch bewustzijn van de
samenleving. Tenslotte moeten indicatoren met betrekking tot de sociale samenhang het
solidair handelen, de sociale en de politieke participatie meten, want eigenlijk vormen zij
de basis voor het functioneringsvermogen van een samenleving.
Een reden voor het ruimere gebruik van andere indicatoren is de vraag naar
duurzaamheid in het politieke handelen, ook vanwege de Europese Unie. Toch blijft het
BBP op politiek EU-gebied nog steeds beslissend voor de ontwikkelingsgraad, want het
beoordeelt op basis daarvan of een regio recht heeft op steun. Het vormt het criterium
voor het vastleggen van de Doelstelling-1 regio’s van de EU-landen. Alle regio’s, waarvan
het BBP lager ligt dan 75% van het EU-gemiddelde en volgens deze indicator de grootste
ontwikkelingsachterstand vertonen, horen tot de Doelstelling-1 regio’s. Het criterium van
75%, dat beslist over de grootte van de financiële steun, treft veel tot nog toe gesteunde
regio’s, want de 75%-grens zakt door de zwakkere nieuwe lidstaten, zodat veel regio’s,
1 AA VS 2 250 © 2014 Arteveldehogeschool

