Page 251 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 251

die ooit gesteund werden, het in de toekomst zonder of met minder steun zullen moeten
rooien. Dit betekent een grote uitdaging voor de Europese structuur en regionale politiek.

De uitbreiding van de Europese Unie naar 27 lidstaten heeft de economische
ontwikkelingskloof vergroot. De afstand in BBP per hoofd tussen de 10% van de bevolking
in de welvarendste regio’s en hetzelfde procentueel aandeel in de armste regio’s is in
vergelijking met de toestand in de EU-15 meer dan dubbel zo groot geworden. Als men
de groei van het BBP in de EU-landen die vanaf 2004 toetraden echter vergelijkt met deze
van EU-15 liggen de verhoudingen ietwat anders: absoluut gezien lijken die nieuwe
lidstaten zwak, omdat ze voor het grootste deel onder de 50% van het EU-gemiddelde
liggen, terwijl volgens de jaarlijkse groeicijfers de economieën van de nieuwe lidstaten
naast die van Ierland lijken te bloeien. En niet alle nieuwe lidstaten hebben dezelfde
waarden onder het gemiddelde in verhouding tot de EU-15.

    Beroepsstructuur als indicator

Nog een ander traditioneel vergelijkingscriterium dat vaak gebruikt wordt, is de
beroepsstructuur.

Opvallend is de hoge correlatie tussen het aandeel van de tewerkgestelden in de
landbouw of van de primaire sector in het BBP en de ontwikkelingsgraad, gemeten naar
het inkomen per hoofd. De tertiarisering is dan ook niet overal in de Europese Unie even
ver gevorderd. Terwijl in Duitsland het aandeel tewerkgestelden in de tertiaire sector
tussen 1989 en 2000 gestegen is ten nadele van vooral de secundaire sector, vertonen in
dezelfde periode in Polen zowel de tertiaire als de secundaire sector een vergelijkbare
stijging. Geheel anders dan in Letland, waar de transformatieprocessen het wegvallen van
arbeidsplaatsen in de secundaire en in de tertiaire sector veroorzaakten en de
gedupeerden hun toevlucht zochten in de kleinschalige overlevingslandbouw.

In de Europese Unie wordt veel belang gehecht aan de landbouw, want de regio’s met de
hoogste aandelen tewerkgestelden in de primaire sector zijn, afgezien van enkele
uitzonderingen, tevens Doelstelling-1 regio’s. De hoogste 25% van alle 266 regio’s van het
NUTS 2-niveau met het hoogste aandeel tewerkgestelden in de primaire sector bevinden
zich meer bepaald in de periferie van de EU. Noord-Finland, Portugal, Spanje, Zuid-Italië,
Griekenland en nagenoeg alle vanaf 2004 toegetreden lidstaten bevestigen dit
verschijnsel. In tegenstelling daarmee liggen de bovenste 25% van alle regio’s met het
hoogste aandeel tewerkgestelden in de dienstensector, met uitzondering van Praag,
Boedapest en Bratislava, bijna uitsluitend in de EU-15-landen. Door de uitbreiding vanaf
2004 is de bevolking met meer dan 100 miljoen toegenomen tot 493 miljoen inwoners in
2007 (nu reeds meer dan 500 miljoen inwoners). Tegenover deze bevolkingstoename in
2004-2007 met 28% ten opzichte van de EU-15 en een toename van 34% van de
oppervlakte staat een grote toename van de landbouwoppervlakte (45%) en een extreme
toename van de tewerkgestelden in de primaire sector (136%). De huidige
subsidiëringstructuren zullen daaraan aangepast moeten worden.

Volgens de Europese Commissie is een verhoging van de kwalificaties van de
beroepsbevolking belangrijk, om het BBP per hoofd van deze regio’s dichter bij het EU-

1 AA VS 2  251  © 2014 Arteveldehogeschool
   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256