Page 255 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 255

zijn heel erg bepalend. Zeker wat je aan kinderen op erg jonge leeftijd vertelt over Afrika,
       Azië, Latijns-Amerika blijft in hun geheugen gegrift. Het zijn de personen waarmee het
       kind een emotionele band heeft, zoals de ouders en de leerkrachten, die die informatie
       geven. En deze informatie wordt door de kinderen aanvaard.

       Kinderen horen het eerst over mensen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika als de missiemaand
       of de vastenmaand aangebroken is. Men spreekt dan over samen sparen met de hele klas
       om op die manier de arme kindjes te helpen want zij hebben niets. Deze kindjes worden
       dan zwartjes genoemd en dan krijgen we een duidelijk onderscheid met onszelf. Want
       blank is gelijk aan niet arm, goed, slim, niet ziek. Kortom volledig het tegenovergesteld
       met zwart. Dus dat simplistisch eerste beeld wordt doorgegeven. Het is trouwens een
       psychologisch bekend feit dat mensen naar zulke veilige beelden over hun leefomgeving
       streven. Een ander bekend feit uit de psychologie van de waarneming is dat wij datgene
       waarnemen wat wij denken te zullen waarnemen of wat wij graag zouden waarnemen.

       Aan positieve beeldvorming doen is niet enkel de negatieve beelden vervangen door de
       positieve beelden. We moeten ook rekening houden dat deze beelden sterk verbonden
       zijn met emoties, ze geven veiligheid van een gekende wereld. Aan positieve
       beeldvorming doen is bijgevolg een complexe aangelegenheid.

9.3.2  Bepalende invloeden op onze beeldvorming42

       Vanuit verschillende kanalen wordt onze beeldvorming beïnvloed, zoals via de school,
       jeugdlectuur, media (kranten, radio, televisie).

       Op school hebben we ten eerste te maken met achterhaalde beeldvorming. Af en toe
       komen enkele kenmerken van andere volken voor op het programma. Het gaat dan heel
       erg dikwijls om de beschrijving van gewoonten en gebruiken, met de nadruk op de
       eigenaardige aspecten ervan. De betekenis van allerlei gebruiken en de manier waarop ze
       in de ruimtelijke ordening van desbetreffende groep doorwerken krijgen weinig aandacht.
       Het gevaar voor stereotypering is door deze geïsoleerde behandeling heel erg reëel. Denk
       maar aan de volgende stereotiepen: zwarten wonen in hutten, eskimo’s eten alleen maar
       vis, indianen dragen alleen maar veren, in Congo lopen ze rond in strooien rokjes, enz.
       Ten tweede zien we dat ook de schoolboeken een heel erg belangrijke invloed hebben op
       onze beeldvorming. Ten derde zal ook de wereldkaart die in de scholen wordt gebruikt
       onze beeldvorming op een foutieve manier bepalen. De Mercatorkaart geeft een sterk
       vertekend beeld van de oppervlakte en de al of niet centrale ligging van de continenten.
       De Petersprojectie geeft een oppervlaktegetrouwe weergave van de landen. Het nadeel
       van deze projectie is dat de vorm van de grenzen vervormd is, waardoor de kaart minder
       geschikt is voor op school. Alle kaarten die gebruikt worden in het S.O. zijn eurocentrisch,
       toon dus ook eens een andere.

       Wat de tijdschriften, boeken en stripverhalen betreft komen we tot het volgende besluit.
       Het is werkelijk erg te moeten vaststellen dat het erg gemakkelijk is boeken te vinden die
       een stereotiep en sterk achterhaald beeld ophangen. Het was echter bijna onmogelijk om

       42 (Maes, 2001)  255  © 2014 Arteveldehogeschool
       1 AA VS 2
   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260