Page 266 - Aardrijkskunde Vakstudie 2_20142015
P. 266

 Yankees, eskimo’s en blambo’s: ze bestaan niet!

Deze indeling is niet zo vanzelfsprekend als ze op het eerste zicht lijkt. Ten eerste
combineert ze vermeende raciale verschillen met etnische. Het is vooral de opname van
de hispanics die het schema verwarrend maakt. De handboeken geven namelijk zelf aan
dat deze geen ras op zich zijn, maar een etnische groep: “Een andere belangrijke
minderheidsgroep, niet gebaseerd op raciale kenmerken, maar op hun Latijns-
Amerikaanse afkomst zijn de zogenaamde hispánico’s”.

De vraag is dan uiteraard of we de raciale kenmerken van Latijns-Amerikanen uit de
handboeken volledig moeten vergeten eens ze de grens met de VS oversteken. Blanken,
zwarten en indianen uit Latijns-Amerika kunnen meer naar het noorden blijkbaar toch
niet zomaar bij de lokale blanken, zwarten en indianen en eskimo’s geteld worden. Of je
nu volgens de Latijns-Amerikaanse classificatie een blanke, een gele of een zwarte bent
maakt helemaal niet uit. Eens de grens over, ben je sowieso een hispanic. Dat de
voorouders van de blanken uit beide wereldblokken grotendeels uit Europa kwamen, of
dat de zwarten in de Verenigde Staten én in Latijns-Amerika voornamelijk afstammen van
de dezelfde Afrikanen die ooit als slaaf zijn verscheept, doet er blijkbaar niet toe. In de
geest van de raciale classificaties is het bovendien opmerkelijk dat de hispanics in
verschillende handboeken blanken worden genoemd: “De hispanics zijn de
Spaanssprekende immigranten vanuit Latijns-Amerika. Het zijn voornamelijk blanken”.
Ook in de voorgaande figuren zijn er Hispánico’s en ‘andere blanken’. Volgens een van de
figuren zijn er in Mexico echter amper tien procent blanken of zelfs helemaal geen.
Blijkbaar worden de talrijke mestiezen en indianen aan de grens op één of andere manier
witgewassen. Daarenboven is het vreemd dat er in de Verenigde Staten niet gesproken
wordt over mengrassen. Er zijn wel zwarten, blanken en indianen, maar geen mulatten,
mestiezen of zambo’s. Een leerling kan zich dan ook afvragen tot welke categorie het kind
van een zwarte en een blanke, of een eskimo en een hispanic behoort. Hetzelfde geldt
voor de Latijns-Amerikaanse classificatie. De leerling leert inderdaad wel dat een zwarte
vrouwen en indiaanse man een zambo ter wereld zuIllen brengen, maar wat als die zambo
besluit om kinderen te maken met een blanke? Moeten we die dan beschouwen als
blanken, zambo’s of blambo’s?

Bovenstaande denkoefening legt een belangrijk pijnpunt van het rasbegrip bloot. Dat
stamt volgens haar namelijk uit de tijd dat er gedacht werd dat rasvermengingen zouden
kunnen leiden tot lichamelijke en geestelijke verzwakkingen. De rassenleer gaat dan ook
ten onrechte uit van meestal drie zuivere, oorspronkelijke rassen, en in Latijns-Amerika
ook nog drie zuivere vermengingen. Met het voorbeeld van de blambo wilden we
aantonen dat er in de praktijk echter ontelbare mogelijkheden denkbaar zijn. Zo haalt
men ook aan dat in de Braziliaanse volkstelling van 1980 niet-blanke personen in totaal
maar liefst 136 verschillende termen gebruikten om hun huidskleur te benoemen. De
wetenschappelijke wereld bekritiseert de rassenleer dan ook omwille van essentialisme.
Hiermee bedoelen ze dat raciale classificaties foutief doen uitschijnen dat er een bepaald
aantal voorgegeven, zuivere en onveranderlijke rassen zouden zijn. Door aan te tonen dat
de classificaties in de V.5. en in Latijns-Amerika er in de handboeken anders uitzien,
demonstreerden we dat ras geen voorgegeven biologische realiteit is, maar een sociale

1 AA VS 2  266  © 2014 Arteveldehogeschool
   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271